De Drie Doelstellingen

Drie doelstellingen

De drie Doelstellingen van de Theosofische Vereniging

De theosofie beoogt niet alleen het verzamelen van kennis, maar is vooral een manier van leven en denken, gebaseerd op inzicht. Het wil een proces van individuele bewustwording op gang brengen door een ontdekkings reis naar de "Goddelijke Wijsheid" in de mens. Men vraagt niet van de leden dat zij de 'theosofische' visies geloven. Het enige dat een lidmaatschap van de Vereniging vereist is de instemming met de volgende drie doelstellingen :

  1. Het vormen van een kern van de algemene broederschap der mensheid, zonder onderscheid van ras, geloof, geslacht, kaste of kleur.
  2. Het aanmoedigen van de vergelijkende studie van godsdienst, filosofie en wetenschap.
  3. Het onderzoeken van onverklaarde natuurwetten en van de krachten die in de mens sluimeren.

De theosofie heeft veel met andere esoterische stromingen gemeen en gaat bijvoorbeeld uit van andere werkelijkheden - mentaal of astraal - dan de waarneembare stoffelijke werkelijkheid. De theosofie meent dat waarheid niet kan worden ingekaderd in dogma's en vaste leerstellingen. Studie, ervaring en intuïtie moeten worden gebruikt om ernaar te zoeken. De theosofie biedt geen concrete basisfilosofie, maar er zijn wel 'typisch theosofische' visies over de evolutie en begrippen als reïncarnatie en karma.

De Vereniging kent in België en in de buurlanden verschillende plaatselijke afdelingen die met een grote regelmaat bijeenkomsten organiseren en eveneens beschikken over een bibliotheek.

Terug naar boven

Theosofen zoeken naar een beter begrip van de werkelijkheid, naar de waarheid achter de uiterlijke verschijnselen. Daarbij gaan ze uit van het feit dat elke godsdienst is ontsprongen aan dezelfde bron en dus in zekere mate het licht van die ene, eeuwige en Goddelijke wijsheid weerkaatst. Dit kan een axioma of inzicht zijn, maar is geen dogma.

De theosofie kent geen "verplicht te aanvaarden" leerstellingen, de theosofen kennen überhaupt geen verplichtingen, anders dan die welke voortspruiten uit de eigen moraliteit. Wilsvrijheid en vrijheid van keuze moeten aan de basis liggen van elk streven naar wijsheid. De stichters van de huidige theosofische beweging hebben het in 1875 als hun opdracht gezien bepaalde theosofische begrippen en visies opnieuw onder de aandacht van de mensheid te brengen en binnen het kader van een filosofisch stelsel aan te bieden. Een van de oprichters was Helena Petrovna Blavatsky (HPB) schrijfster van vele boeken waaronder 'Isis ontsluierd', 'De geheime leer', en 'De stem van de stilte'.

In 'De geheime leer' blz. 14 van het eerste deel, dat handelt over het ontstaan van de kosmos worden de drie grondbeginselen, die de basis vormen voor de verdere filosofie, verwoord en toegelicht. Deze grondbeginselen lijken op de ethische proposities van Spinoza, een van de allergrootste denkers na Plato. De drie Grondstellingen uit De Geheime Leer zijn:

De drie Grondstellingen van de Geheime Leer

  1. Een alomtegenwoordig, eeuwig, grenzeloos en onveranderlijk BEGINSEL, waarover elke speculatie onmogelijk is, omdat het het menselijke begripsvermogen te boven gaat en door menselijke uitdrukkingen of vergelijkingen alleen kan worden verkleind. Het ligt buiten het gebied en het bereik van het denken - met de woorden van MandukyaOp blz. 83 van De Geheime Leer wordt dit als volgt toegelicht: “In de Mandukya (Manduka) Upanishad staat geschreven: 'Zoals een spin haar web uitwerpt en weer intrekt en zoals kruiden opkomen uit de grond ... zo stamt het Heelal af van de Onvergankelijke' (I.1.7). Brahmâh als 'de kiem van de onbekende Duisternis' is het materiaal waaruit alles evolueert en zich ontwikkelt', als het web uit de spin, als schuim uit het water' , enz.” ‘ondenkbaar en onuitsprekelijk'. Om te bereiken, dat deze denkbeelden duidelijker voor hem worden, kan de lezer van de vooronderstelling uitgaan dat er één absolute realiteit is die voorafgaat aan al het gemanifesteerde voorwaardelijke zijn. Deze oneindige en eeuwige oorzaak – vaag omschreven als het 'onbewuste' en 'onkenbare' van de huidige Europese filosofie – is de grondslagloze grondslag van 'alles wat was, is, of ooit zal zijn'. Zij heeft natuurlijk geen enkele eigenschap en heeft in essentie geen enkel verband met het gemanifesteerde eindige zijn. Zij is eerder 'de Zijn-heid' dan Zijn (Sat in het Sanskrit) en gaat alle denken en speculatie te boven.

    Deze 'Zijn-heid' wordt in de Geheime Leer gesymboliseerd vanuit twee gezichtspunten. Enerzijds als absolute Ruimte, die zuivere subjectiviteit vertegenwoordigt, het enige wat het menselijk verstand uit geen enkel concept kan weglaten en evenmin zelfstandig kan bezien; anderzijds als Absolute Beweging die Onvoorwaardelijk Bewustzijn vertegenwoordigt. Zelfs onze westerse denkers hebben aangetoond dat bewustzijn voor ons ondenkbaar is zonder verandering, en beweging symboliseert verandering, haar essentiële eigenschap, het best. Dit laatste aspect van de ene Realiteit wordt ook gesymboliseerd door de uitdrukking ''De Grote Adem', een symbool dat aanschouwelijk genoeg is om geen verdere opheldering nodig te maken.

    Zo is dan het eerste grondaxioma van de Geheime Leer deze metafysische ENE ABSOLUTE – ZIJN-HEID die door het eindige verstand wordt gesymboliseerd als de drieëenheid van de theologie. ... ... Daarom noemt het oosters occultisme het abstracte Al de 'Oorzaakloze ene Oorzaak', de 'Grondslagloze Grondslag' en beperkt het de 'Eerste Oorzaak' tot de Logos in de betekenis die Plato aan deze term toekent. ...

  2. De eeuwigheid van het Heelal in toto als een grenzenloos gebied, is periodiek ‘het toneel van talloze Heelallen die zich onophoudelijk manifesteren en weer verdwijnen’ en die ‘de zich manifesterende sterren’ en ‘de vonken van de eeuwigheid’ worden genoemd. 'De eeuwigheid van de pelgrim' is als een oogwenk in het Bestaan van het grote Zelf (Boek van Dzyan). ‘Het verschijnen en verdwijnen van werelden is als een regelmatig getij van eb en vloed.’

    Deze tweede stelling van de Geheime Leer betreft de algemene geldigheid van die wet van periodiciteit, van eb en vloed, van neergang en opkomst, die de natuurwetenschap op alle gebieden van de natuur heeft waargenomen en beschreven.

    De afwisseling, zoals tussen Dag en Nacht, Leven en Dood, Slapen en Waken, is een feit dat zo algemeen is, zo volledig universeel en zonder uitzondering, dat het gemakkelijk te begrijpen is, dat wij daar één van de absoluut fundamentele wetten van het heelal in zien.

  3. De fundamentele gelijkheid van alle zielen met de Universele Over-ziel, die zelf een aspect is van de Onbekende Grondslag; en de verplichte pelgrimstocht voor iedere ziel – een vonk van eerstgenoemde – door de Cyclus van Incarnatie (of ‘Noodzakelijkheid’) in overeenstemming met de cyclische en karmische wet gedurende het hele tijdperk.

    Met andere woorden, geen zuiver geestelijk Buddhi (goddelijke Ziel) kan een onafhankelijk (bewust) bestaan hebben voordat de vonk die voortkwam uit de zuivere Essentie van het Univerzele Zesde beginsel – of de OVER-ZIEL – (a) door iedere grondvorm van de verschijnings wereld van de betreffende Manvantara is gegaan en (b) individuatiteit heeft verworven, eerst via natuurlijke drang en daarna door zelf teweeg gebrachte en zelf bedachte krachtsinspanningen (beperkt door zijn Karma), aldus opklimmend door alle nivo's van intelligentie, van de laagste tot de hoogste Manas, van mineraal naar plant, tot aan de hoogste aartsengel (Dhyani-Buddha) toe.

    De kernleer van de Esoterische filosofie erkent geen voorrechten of bijzondere gaven van de mens, behalve die welke middels persoonlijke inspanning en verdienste gedurende een lange reeks van zielsverhuizingen en reïncarnaties door zijn eigen Ego zijn verworven.

Deze drie grondbeginselen behoren tot de kern van de oude wijsheid en derhalve van het occultisme. Het eerste betreft de Onbegrensde; vervolgens het tweede het periodiek verschijnen en verdwijnen van heelallen en van goden; en tenslotte het derde de fundamentele eenheid van alle bestaan met de Onbegrensde.

Terug naar boven